Waarom, waarom oorlog
Waarom, we hebben niks gedaan toch
Boten op het water, soldaten op het strand
Dode mensen aan de overkant
4 Mei Herdenking Oostelijk Havengebied
Amber Gabriels
Waarom, waarom oorlog
Waarom, we hebben niks gedaan toch
Boten op het water, soldaten op het strand
Dode mensen aan de overkant
Sepp Smit
Ik heet Piet en ik bouw huizen.
Ik ga ze afmaken. Oorlog is vechten.
Ik bouw huizen. Het tintelt in mijn armen.
Oorlog is vechten. Vrede is een rustig beeld.
Het tintelt in mijn armen. Kom op, we pakken ze.
Vrede is een rustig beeld. Ik ren naar het plein.
Kom op, we pakken ze. Ik ga ze afmaken.
Ik ren naar het plein. Ik schreeuw: ik heet Piet!
Jelmar Jorritsma
Pieter is mijn naam. Ik sta op de markt achter een kraam. Ik hoop dat het goed komt. Twee dieren die vechten, dat is oorlog.
Ik sta op de markt achter een kraam. Angst, ik voel het in mijn buik. Twee dieren die vechten, dat is oorlog. Twee zwanen bij elkaar, dat is vrede
Angst, ik voel het in mijn buik. Ga weg nu, ga weg nu. Twee zwanen bij elkaar, dat is vrede. Ik sta hier maar te schreeuwen.
Ga weg nu, ga weg nu. Ik hoop dat het goed komt. Ik sta hier maar te roepen. Pieter is mijn naam
Charley Braam
Waarom hebben landen oorlog. Het maakt mensen minder blij.
En ook al is het de zaak van iemand anders, je raakt er toch betrokken bij.
De oorlog is gewoon onnodig. De oorlog is gewoon niet goed.
Wees toch een keer volwassen en doe het gewoon zoals het moet.
Praat met z’n allen met elkaar. Telkens weer keer op keer.
Totdat het eindelijk beter gaat. En de mensen van vreugde roepen: er is geen oorlog meer!
Victor Bloot
Al dat bloed
Dat was niet goed
Al die joden
Ze waren onschuldig
Maar ze werden toch verraden en opgepakt
Gedood door bommen en granaten
En daarna hebben ze nooit meer kunnen praten
Ze waren weg….
Joeki Mi-Yee Hospes
Kom maar op. Jennie is mijn naam. Ik zing de hele dag door. Kom maar op. Een zwart donker gat is oorlog
Ik zing de hele dag door. Kwaadheid zit in mijn keel en woede in mijn vuisten. Een zwart donker gat is oorlog. Iedereen is gelijk, dat is vrede.
Kwaadheid zit in mijn keel en woede in mijn vuisten. Iedereen is gelijk, dat is vrede. Ik ben bang fluister ik.
Iedereen is gelijk. Kom maar op. Woede zit in mijn vuisten. Jennie is mijn naam
Timme Jongmans
Keesje Brijde, een lieve jongen van 13 jaar. Hij wil zijn moeder helpen. Zijn moeder heeft kolen nodig, het is koud. ‘Dag moeder, ik ben terug voordat je er op let.’
In de stille ochtend loopt hij naar buiten. Daar gaat hij kolen halen, zodat zijn moeder de kachel weer aan kan zetten. Als Keesje aankomt begint hij kolen van de grond te verzamelen.
En dan. Daar gaat Keesje. Zo’n lieve jongen die zijn moeder wil helpen. Maar we zullen hem nooit meer vergeten.
Jill Christensen
Ik ben Henk en dit is wat ik denk
Ik zit nog op school
Ik zit vol woede, angst en verdriet
De woede stroomt door mijn hoofd
Vrede is een engel
Je weet dat hij in de lucht hangt
En zich verspreidt
Maar dat zorgt niet altijd voor blijheid
Angst en verdriet stromen door mijn hoofd
Weg met die soldaten, hup!
Vrede is een engel
Je weet dat hij in de lucht hangt
En zich verspreidt
Maar dat zorgt niet altijd voor blijheid
Ik ben Henk en dit is wat ik denk
Tijn de Vos
De Joden werden opgespoord, en werden daarna vermoord.
Dit is het verhaal van een onderduiker, ze was zo zoet als suiker,
Maar toch is ze meegenomen, en ze werd van haar familie afgenomen.
Anne Frank genaamd, ging ze door het leven, ze heeft in die tijd haar dagboek geschreven.
Ze heeft verteld over het achterhuis, zij en haar familie vonden het geen goed thuis.
Hoe ze bommen hoorde vallen en kogels hoorde doden, hoe ze werd verraden door de Moffen, en ze hoorde nog steeds dingen ontploffen.
Ze kwam in Bergen-Belsen en is daar overleden, ze heeft bijna haar hele leven geleefd in moeilijkheden.
Maar haar vader Otto Frank heeft het overleefd, hij heeft ook veel beleefd.
Boek uitgegeven, in de geschiedenis gezet, veel mensen lazen het en vonden het geen dolle pret.
Dit was het verhaal van Anne Frank, niemand zal vergeten dat ze leefde achter een boekenplank.
Melchior Follender Grossfeld
Daar zat ik dan, in de koude kelder, verstopt voor de moffen. Ik wist niet wat er boven gebeurde. Ik was bang voor verraad. Maar wat bereik je met zo’n daad?
In een kamertje achter een kast. Zat ik te verven met een kwast. Ik verfde over de oorlog, Dat hij eindelijk voorbij zou zijn. Maar dat zou nog wel even duren.
Opeens hoorde ik geklop op de kast. Uit mijn handen viel mijn kwast. Iemand zei: Offenmachen! De deur ging open en er kwamen twee soldaten tevoorschijn. Ze pakte me vast en namen me mee.
Ik wist niet wat er ging gebeuren. Hopelijk niets ergs. Buiten zag ik mijn buurjongen van 17. Ik wist al meteen dat hij ons had verraden. Zorgde hij voor deze misdaden?
In de trein zat ik naar vrijheid te smachten. Maar diep in mijn gedachten, wist ik dat de dood op mij zat te wachten.