Ontoelaatbaren

Stephan Steinmetz

We staan hier bij monument van Keesje Brijde, dat jochie uit de Indische Buurt dat in 1944 bij het zoeken naar kooltjes, om thuis voor een beetje warmte te kunnen zorgen, hierachter op het rangeerterrein De Rietlanden, bruut werd doodgeschoten door de Duitsers, misschien wel door Nederlandse landwachters die voor de nazi’s werkten.

Dertien jaar was ie. Wat weinig mensen weten is dat Keesje Brijde niet een doorsnee Amsterdamse jongen was, althans, niet in de ogen van de gemeente en de woningbouwverenigingen. Het gezin Brijde was door de gemeente in 1929 namelijk officieel betiteld als ‘ontoelaatbaar’. Samen met 1291 andere gezinnen, de ambtenaren hadden dat precies berekend, werden ze niet toegelaten tot gewone woonwijken omdat ze te arm en te rommelig waren. Ze werden geplaatst op het Zeeburgerdorp, achter de ketting aan het eind van het Zeeburgerpad, en op Asterdorp, een ommuurde wijk in Amsterdam Noord. Eigenlijk zei de overheid: jullie kunnen volgens onze normen niet meedoen en dus mogen jullie voorlopig niet meedoen.

Met zijn ouders en tien broertjes en zusjes woonde Keesje op Zeeburgerdorp nummer 14, hij is er geboren en getogen. De kinderen van het dorp kenden de omgeving. De Rietlanden, waar de treinen waren, was ook toen al verboden terrein maar voor de kinderen was het hun natuurlijke speelterrein. Als Keesje en zijn vriendjes in de zomervakantie een enkele keer speeltuin Archipel op het Makassarplein in de Indische Buurt mochten bezoeken, kregen ze van de gemeente een grote strik om. Zo konden de begeleiders goed zien welke kinderen ze extra in de gaten moesten houden. Daar hadden ze op De Rietlanden geen last van.

In 1935 werd het gezin Brijde alsnog goedgekeurd om naar een normale woning te mogen verhuizen. De ambtenaar die het gezin meerdere keren had bezocht schreef in haar rapport: “November 1933: Geen last met de buren. Maart 1934: Commissie op bezoek voor een eventuele overplaatsing. Bewoning is knapjes, gezien het grote huishouden en de beperkte ruimte. Huurschuld is gedaald en wordt regelmatig afbetaald.”

Het gezin Brijde vertrok naar de Benkoelenstraat 2, dat is op de hoek van de Javastraat tegenover de boekhandel. Misschien dat Keesje in de jaren die volgden nog regelmatig zijn oude vriendjes van het Zeeburgerdorp opzocht. Of zijn nieuwe vriendjes heeft laten zien waar je kolen kon vinden. Het Zeeburgerdorp werd afgebroken aan het eind van de oorlog, de Duitsers bouwden er een mitrailleursnest.

Maar het Asterdorp bleef in gebruik in de oorlog. De “ontoelaatbaren” moesten daar plaats maken voor een andere groep getekenden: Joden uit het Gooi en uit Amsterdam. Tientallen Joodse gezinnen, bij elkaar 300 mensen, hebben daar in 1942 en ‘43 gedwongen gewoond in afwachting van deportatie naar Westerbork en de vernietigingskampen. De huisvestingsambtenaren van de gemeente, gewend aan het apart zetten van mensen, werkten daar zonder haperingen aan mee.

Toen ik de kleine geschiedenis van Keesje Brijde tegenkwam bij het onderzoek voor een boek over Asterdorp, moest ik terugdenken aan de kleine geschiedenis van het monumentje zelf. Direct na de oorlog al zetten enkele bewoners uit de Indische Buurt een houten kruis op de plaats waar hij was doodgeschoten, op de plek waar nu de ingang van de Piet Heintunnel is. De bakker uit de Javastraat hing er een gedicht bij. Personeel van de Nederlandsche Spoorwegen zorgde jarenlang voor onderhoud van dit spontane monumentje. Zij verplaatsten het ook als dat nodig was. Toen ik in de jaren negentig voorzitter was van het stadsdeel Zeeburg, stond het monumentje regelmatig de vooruitgang in de weg. Maar dwars tussen alle nieuwe woningen, bruggen en wegen door, slaagden ambtenaren er steeds in een nieuwe plek voor het monumentje te vinden. Nu is dat zoeken en slepen gelukkig al enkele jaren voorbij en heeft het monument een vaste plaats.

Een monumentje om Keesje en alle andere slachtoffers van oorlog te gedenken, een monumentje ook om te bedenken hoe gevaarlijk het is om mensen ontoelaatbaar te verklaren.