Tweede Wereldoorlog

Tom van Espelo

De Tweede Wereldoorlog was verschrikkelijk
Zo zag je op sommige plekken een lijk
Veel mensen gingen dood
En de hemel kleurde rood

Veel joden werden opgepakt
En snel in elkaar gehakt
Ook moesten heel wat sterken
Tegen hun zin keihard werken

De Duitsers pakten heel veel af
En de tegenstanders kregen een flinke straf
Veel spullen raakte op
Dat was voor veel mensen niet zo top

Toch had je ook veel goede mensen
Die hadden vaak dezelfde wensen
Dat Nederland werd bevrijd
Dat wilden ze voor altijd

Maar dan had je de NSB
Die deden alles voor hun portemonnee
Ze verraadden verzetshelden
En dat was zeker niet zelden

Uiteindelijk kwam D-day
Ook namen die soldaten mee
Frankrijk werd vrij
En zij waren erg blij

Zuid-Nederland volgde snel
En zij werden weer NL
Het Noorden duurde lang
Maar uiteindelijk klonk ook daar gezang

de Verzetsstrijders

Jaap van der Mark

Beste verzetsstrijders,
Jullie gaven niet op en waren heel moedig.

Jullie riskeerden je leven er vaak voor,
omdat jullie stiekem krantjes drukten In jullie kantoor.

Jullie werden soms verraden en opgepakt,
je werd daarna meteen in de cel gekwakt
of doodgeschoten.

Andere verzetsstrijders deden dat gewapend,
want die schoten de verraders dood
en gooiden ze in de sloot.

Dat noemen we gewapend verzet.
Dank voor jullie verzet en onze vrijheid.

de Vrijheid

Tibbe Bergstra

Anne Frank zat stil verstopt

in het Achterhuis in Amsterdam

angstig voor de NSB

die deed met Duitsland mee

elke dag en nacht was ze bang

’s avonds liggend in haar bed

denkend aan de bombardementen

en alle andere narigheid

Hoe lang duurt het nog tot de bevrijding

die nu toch snel zal komen

de gedachte daaraan hield haar sterk

zodat ze daar lekker over kon dromen

Het verhaal van Hijman Gans

Louis Biesbrouck

Dames en heren, jongens en meisjes,

Vorig jaar heb ik hier verteld over het overlijden van mijn neef Keesje Brijde, die toen 13 jaar was. Kort hierna las ik dat er een boek was verschenen getiteld ‘Hijman, waar ben je?’ over een joodse jongen, Hijman Gans, geboren in 1930, die de oorlog op wonderbaarlijke wijze overleefd heeft en die vlakbij mijn huis in Oost gewoond heeft. Je kon een e-mail sturen waarmee je een boek kon winnen en tot mijn verbazing kreeg ik er een thuisgestuurd. Dit boek heb ik in één adem uitgelezen en het heeft mij zo geroerd, dat ik de uitgever heb gevraagd of ik een samenvatting mocht maken om deze nu hier bij de herdenking van Keesje Brijde te mogen voorlezen. Dat stond de uitgever direct toe, mede uit naam van Hijman Gans. Hier komt in het kort zijn verhaal.1942:

Mijn vriendjes en ik speelden in de Tilanusstraat en Camperstraat. Een man die ons zag met de gele sterren op onze kleding zei: de Duitsers hebben zondag Joden afgevoerd. Onze pret was over. Mijn beste vriendje Bram vertelde toen in het geheim, dat hij en zijn familie gingen onderduiken.

Bij het avondeten vroeg ik aan mijn vader: ‘’Waarom moeten Joden onderduiken?’’ Hij legde uit dat Hitler de Joden de schuld gegeven heeft dat het in Duitsland zo slecht ging, en dat het beter zou gaan als Duitsland de baas in Europa is en alle Joden weg zijn. Sinds mei 1942 moesten de Joden boven de 6 jaar de Davidster dragen. Mijn vader vertelde ook dat er mensen waren die Joodse mensen verstopten op geheime plekken. Je moet dan alles achterlaten en jezelf onzichtbaar maken. Daarbij altijd de angst, dat je ontdekt werd.

Ik zat in de oorlog op de Boerhaaveschool, waar 140 van de 240 kinderen Joods waren.Vanaf maandag 20 juli 1942 moesten Joden zich melden in de Hollandsche Schouwburg op de Plantage Middenlaan voor deportatie via kamp Westerbork naar werkkampen in Duitsland. Op de radio bralde Hitler dat alle Joden ’ausradiert’ moesten worden, hetgeen ons grote angst aanjoeg. Wij vroegen ons af wanneer de Tilanusstraat aan de beurt kwam.

Op een dag waren onze buren verdwenen en er was nu een NSB-er met zijn vrouw komen wonen, die volgens mijn vader niet te vertrouwen waren. Ik mocht niet met hen omgaan! Tot er een kwispelende keeshond op mij afsprong. Mevrouw Verschuur vroeg of hij binnenkwam en zei: ’’Wij hebben geen hekel aan Joden’’.

Op 20 juni 1943 reden auto’s met luidsprekers rond, die meedeelden dat alle Joden zich moesten klaar houden om naar Westerbork te vertrekken. Mijn ouders pakten rugzakken in en zaten te wachten totdat zij opgehaald werden. Ik vroeg of ik de hond even gedag mocht zeggen. Ik rende naar de buren en zei dat we opgehaald werden. Kort hierna kwamen de Duitsers, die vrouwen, kinderen, jong en oud uit hun huizen sleurden. Mevrouw Verschuur zette mij in een hok onder de trap. Ik moest me stilhouden. Ik hoorde mijn moeder roepen:’’Hijman, waar zit je?’’, maar ik gaf geen kik! Dan hoorde ik mevrouw Verschuur roepen:’’Je zoon is veilig, Mina!’’ Die dag, in het hok onder de trap, besefte ik dat ik gedwongen was om afscheid te nemen van mijn ouders zonder omhelzing, zonder kus, zonder laatste handdruk.

Meneer Verschuur was bij de NSB gegaan om te horen, wat ze gingen doen. Zo kon hij Joodse mensen helpen. De buren hebben een onderduikadres in Limburg voor mij gevonden, de Jodenster van mijn jas gehaald, andere kleren en eten voor onderweg ingepakt. Via een klooster kwam ik bij de familie Vermeer. Dit was een doorgangshuis, waar vanuit pleegouders gezocht werden.

Ik moest naar Amsterdam terug. Daar werd ik door een verrader opgepakt die mij naar de politie bracht en hiervoor geld kreeg. Ik moest naar de Hollandse Schouwburg, daar ze toch te weten kwamen dat ik Joods was. Ik ging naar de crèche aan de overkant van de Plantage Middenlaan, waar kinderen tot en met twaalf jaar naar toe moesten. Daar zag ik dat er na een wandeling minder kinderen terugkwamen en baby’s razendsnel over de muur in de tuin getild werden en door de buren opgevangen.

Onze huisarts dokter Velleman gaf mij een medicijn waardoor ik een dikke keel kreeg. Aan de Duitsers vertelde hij, dat het een ernstige vorm van besmettelijke difterie was, dus ik moest naar het ziekenhuis op het Weesperplein. Na een paar dagen moesten alle patiënten daar weg. Ik ging op een brancard liggen en trok een laken over me heen. Maar ik werd toch ontdekt en met brancard en al in een overvalwagen gegooid. Ik kon me achter de klep in de Sarphatistraat laten vallen en rende terug naar de Tilanusstraat, naar de familie Verschuur.

Via meneer Verschuur kreeg ik een nieuw onderduikadres in Dalfsen. Boer Laarman had een grote boerderij en vier kinderen. Ik mocht nooit alleen van het erf af, tot de boer me zei dat ik een pakje moest wegbrengen. Er was een Canadees vliegtuig neergeschoten en de piloot was ontsnapt. De Duitsers kwamen daarom op de boerderij van Laarman en ik moest tien dagen bij de vrienden van de boer blijven.

Op 13 april 1945 werd Dalfsen bevrijd. Ik wilde terug naar Amsterdam en nam afscheid van de hartelijke familie Laarman. Nooit zal ik vergeten dat zij mij de kans gegeven hebben om te overleven. In Amsterdam was mijn ouderlijk huis een ruïne, ook het huis van de familie Verschuur. Ik ging naar de Johannes Vermeerstraat, waar lijsten hingen van teruggekomen mensen uit concentratiekampen. Mijn tante Betsie leefde nog, maar verder was mijn gehele familie uitgemoord. Ik mocht bij tante Betsie in de Van Ostadestraat wonen en ging weer naar school. In 1946 ontdekte ik dat mijn beste vriend Bram ook nog leefde. Eeuwige vriendschap!

Tot zover het verhaal van Hijman Gans, die nu 89 jaar is en in Limburg woont.